zaterdag 10 mei 2008

Zwartboek Uitzetcentrum Zestienhoven - maart/ april/mei 2006

 

Verslag kerkdienst woensdag 22 maart 2006

Vandaag was de dag waarop ik het uitzetcentrum van binnen zou kunnen bekijken. Ik wilde al lange tijd eens met eigen ogen zien of het binnen net zo erg is als (‘dat’ weg) ik gehoord had. Tegen beter weten in hoopte ik dat er een soort ‘gemoedelijke sfeer’ in het centrum zou heersen. Per slot van rekening bestaat de ´doelgroep´ uit mensen zonder papieren, die uitgezet kunnen worden, en verklaart justitie telkens weer dat een uitzetcentrum absoluut geen gevangenis is, maar eigenlijk gezien moet worden als een sober soort van hotel.

Sluit de grensgevangenissen! Zodra ik een voet over de drempel had gezet toonde zich echter al de realiteit: een uitzetcentrum is wel degelijk een gevangenis.

Het eerste waarmee ik geconfronteerd werd was het zenuwcentrum van de portiers: in een glazen aquarium zag ik geüniformeerde bewakers door middel van camera’s, computers en microfoons alles dat beweegt nauwlettend in de gaten houden.

Het werd me duidelijk: ontsnappen is hier geen optie.

Nadat ik mijn identiteitsbewijs had getoond, moest ik mijn bagage op een lopende band leggen. Door middel van röntgenstralen werd de inhoud van mijn tas gecontroleerd. Daarna moest ik piepvrij door een detectiepoortje lopen. Het geheel werd op norse wijze geregisseerd door de dienstdoende portier. Omdat er glas zat tussen mij en de portiers kon de gesproken communicatie alleen plaatsvinden via microfoons. Heel irritant was dat de portier blijkbaar niet in staat was zijn microfoon te bedienen, waardoor het hele incheckgebeuren zwijgend verliep. Althans van zijn kant.

Ik voelde me behandeld alsof ik stiekem verboden dingen wilde invoeren. Er viel weliswaar niets te zien bij de scan en ik kwam zonder het alarm te laten afgaan door het detectiepoortje, maar ik kreeg het gevoel dat me dit niet minder verdacht maakte– ze hadden me alleen deze keer nog niet kunnen betrappen.

Aan de andere kant van het detectiepoortje zag ik een stuk of twaalf kluisjes.

De norse portier gaf mij de sleutel van een kluisje en zei tegen me dat ik daar mijn tas en mijn mobiele telefoon in moest deponeren. Ik mocht de sleutel vooral niet mee naar binnen nemen, maar direct weer inleveren bij hem. Ik vroeg hem hoe het geregeld zou worden als ik weer weg ging. Zou hij dan nog weten in welke kluis mijn spullen lagen? Of zou ik het nummer van mijn kluisje moeten proberen te onthouden? De portier stelde me gerust: hij hield alles bij op een lijst....

Op naar de kerkdienst!

De pastor stond me al aan de andere kant van het poortje op te wachten. Hij heette me hartelijk welkom, en ging me voor, het eigenlijke centrum in.

De portier moest vanuit zijn aquarium een aantal deuren voor ons openen. Bij elke gesloten deur hing een intercom, en een camera. De pastor dacht dat drukken op de intercom de portier zou ergeren, waardoor die minder geneigd zou zijn de deur voor ons open te doen. Dus bleven we wachten totdat de portier zo goedgunstig was ons te zien en ons verder het centrum in te laten.

Om bij de ‘kerkzaal’ te komen gingen we een trap op en weer een deur met intercom door. Halverwege de gang, aan onze rechterhand, kwamen we daaropvolgend in een grote kamer, waarnaast zich een extra kamertje met een wc bevond, dat in gebruik was als opslagruimte voor tafels en stoelen.

Tevoren was mij gezegd ruim vóór aanvang van de dienst aanwezig te zijn, want er zou heel wat moeten gebeuren voordat de dienst van start zou kunnen gaan. En zo was het. Er moesten stoelen worden klaargezet en tafels aan de kant worden geschoven. Zelfs een provisorisch altaar op wieltjes, compleet met kaarsjes, werd de zaal ingereden! Natuurlijk ontbraken ook de kruisen niet. De pastor hing een gigantische wereldkaart op. Verder moesten op een tafel stapels bijbels in verschillende talen komen te liggen.

Het bijbelfragment van de dag had de pastor gefotokopieerd in een heleboel talen. Door de A4tjes in snelhechters te schuiven fabriceerden we zo ad hoc ‘liturgiemapjes’.

Rond half twee maakte ik voor het eerst kennis met gevangen illegalen. Ik schudde handen en vroeg welke taal iemand sprak, om die dan een liturgiemapje te kunnen geven dat hij/zij zou kunnen lezen. Elke afdeling kwam apart binnen, begeleid door een of meer bewakers.

Niet alle bewakers waren op dezelfde manier geüniformeerd: sommige waren in het blauw met wit, andere in blauw met geel. De blauw-witten bleken in dienst van justitie te zijn, de blauw-gelen in dienst van een particulier beveiligingsbedrijf, Securicor genaamd.

Het uitdelen van de mapjes vergde al mijn aandacht. De mapjes lagen weliswaar alfabetisch gerangschikt op eerste letter van de taal, maar niet alle talen waren aanwezig. Bovendien stonden er stoelen voor de tafels waarop alles uitgestald lag. Daar gingen mensen op zitten, waardoor ik alleen nog maar bij die mapjes kon door mensen op hun tenen te trappen of door half over ze heen te vallen. Zodoende vergde het uitzoeken veel tijd. Daar kwam bij dat het mij volkomen onduidelijk was wie van de andere bezoekers aan welke gevangene had gevraagd in welke taal die een mapje wilde hebben. Intussen was de volgende groep mensen al binnengekomen. Chaos troef.

Na afloop van de kerkdienst was de chaos zo mogelijk nog groter. De bezoekgroep had zich namelijk onder meer tot doel gesteld om gevangenen te voorzien van kleding. Die meegebrachte kleding moest worden uitgedeeld, en tegelijkertijd werden mensen in de gelegenheid gesteld om kleding te ‘bestellen’. Vervolgens heeft de bezoekgroep dan een week de tijd, tot de volgende kerkdienst, om die kleding bij elkaar te sprokkelen door te gaan winkelen bij de kringloopwinkel, het Leger des Heils of de Zeeman. In de tussentijd kan het heel goed gebeuren dat mensen die iets besteld hebben de week daarop inmiddels zijn uitgezet, overgeplaatst of op straat gezet.

Er ontstond een gigantische run op de meegebrachte kleding! Ik vroeg me af waarom de gevangenen zo enthousiast reageerden op die tweedehands dingen die we mee hadden. Het kon toch niet zo zijn dat ze niet meer kleding hadden dan ze nu aanhadden?

Tijdens de dienst had ik tussen de gevangenen in gezeten. Ik vond het een bizarre ervaring: daar zat ik dan als vrije witte Nederlander naast veelal zwarte mensen, die gevangen zijn zonder dat ze een strafbaar feit gepleegd hebben. Ik had het er moeilijk mee gehad, en niet goed geweten hoe ik een gesprek moest beginnen.

Dat er veel verdriet heerste en onderdrukte woede, was me al snel duidelijk geworden. Een Chinese vrouw had de hele tijd zitten huilen. Andere mensen had ik boos hun hart horen luchten tegen mijn medebezoekers.

Een bewaker had in de kerkzaal gezeten, een paar anderen op de gang, om op te letten of er niemand zou ontsnappen.

Zelf kon ik na afloop van de kerkdienst, van mijn eerste bezoek aan het uitzetcentrum, zo de deur uitlopen. Het was een proefbezoek geweest, en nu moest ik beslissen wat ik verder zou gaan doen. Ik besloot toe te treden tot de bezoekgroep.


Verslag kerkdienst donderdag 13 april 2006

Geen kind in de cel!Vandaag waren er zo’n veertig mensen naar de kerkdienst gekomen en het zaaltje zat bomvol. Er was een echtpaar uit China met drie kleine kinderen. Hoe hou je met twee ouders drie kindertjes op schoot? Een probleem dat werd opgelost door het oudste meisje kleurplaten te laten inkleuren met viltstift. Kleurplaten van christelijke signatuur, heel toepasselijk.

Ik hoorde dat er wel dertien kinderen in Zestienhoven zaten, schandalig!

Na afloop van de dienst kwam er een man naar me toe die zei, dat hij straks met ons mee naar buiten zou gaan. Hij was hier toevallig aan komen lopen, vertelde hij, omdat hij geen onderdak had. Nu hem was gebleken dat hij in een uitzetcentrum terecht was gekomen, wilde hij zo gauw mogelijk weg.

Wat een verhaal! Wat zou er met die man gebeurd zijn, dat hij dusdanig in de war was? Uiteraard moest hij samen met de anderen mee naar de afdeling, en daar begreep hij niets van. Ik had hem zó mee naar buiten willen nemen....


Verslag kerkdienst donderdag 25 mei 2006

Het was vandaag hemelvaart, en niet zo druk in de kerkdienst. Er waren een stuk of vijftien mensen, geen kinderen, hoewel er negen op de lijst stonden. Mogelijk allemaal van ouders die naar de imam gaan.

Ik sprak met een Russisch echtpaar, dat nu al drie maanden in Zestienhoven zit. Wat moet er met die mensen gebeuren? Zijzelf tasten in het duister over hun lot. Ze begrijpen ook niet waarom ze hier al zo lang zitten. Ze hebben ook nog een zoon van tien in het centrum.

Ze ‘wonen’ in een aparte afdeling voor gezinnen, in twee aan elkaar geschakelde cellen.

Een tweepersoonscel in Zestienhoven Ik heb eens gevraagd naar de omstandigheden waaronder de mensen in Zestienhoven vastzitten.

Ik hoorde het volgende: alle mensen, behalve de gezinnen, zitten in tweepersoonscellen. Ze worden opgesloten van kwart voor vijf ‘s middags tot kwart over acht de volgende ochtend, en ook nog eens tussen de middag van kwart voor twaalf tot kwart over een. Uitgerekend komt dat neer op zeventien uur opsluiting per etmaal!

Hoezo: ‘Het is geen gevangenis’? Is dat omdat cellen hier ‘kamers’ genoemd worden, en gevangenen ‘bewoners’? Maakt dat verschil dan?

Er valt geen daglicht in de cel, het uitzicht wordt gevormd door de binnenkant van de loods. Gedurende de tijd dat ze wel uit die cellen mogen, kunnen ze luchten in kleine kooien en eventueel een spelletje doen. Het is heel zwaar: mensen worden opgesloten samen met iemand die ze niet kennen en wiens taal ze mogelijk niet spreken. Ze weten vaak niet waar ze aan toe zijn, ze maken zich de hele dag zorgen.


Janneke, Maart / April / Mei 2006.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten